Stap voor stap naar (meer) vaste groente- en fruitdagen.
Elke school is anders. Kies de aanpak die bij jouw school past.
Stap 2. Uitvoeren
Weer drie stappen: Stel het beleid en het startmoment vast, communiceer het beleid en handhaaf het ook.
2.1 Start
Leg afspraken over de standaard groente- en fruitdagen vast in het schoolbeleid. Kies een goede manier om te starten. Elke school doet dit anders.
- “Tijdens het EU-Schoolfruit- en groenteprogramma vragen wij ouders om op de overige dagen groente en fruit mee te geven. Na het programma geven ouders op alle schooldagen groente en fruit mee.”
- “Wij zijn gestart bij de onderbouw en middenbouw. Na drie jaar was de hele school om.”
- “Wij zijn begonnen met 2 vaste groente- en fruitdagen en hebben dit steeds uitgebreid. Nu eten de kinderen in de kleine pauze allemaal elke dag groente en fruit.”
- “We zijn gelijk met 5 vaste groente- en fruitdagen begonnen”
Op de inspiratiepagina staan voorbeelden van andere scholen.
Handige links
“Het beleid van vijf groente- en fruitdagen werd feestelijk ingeluid”
2.2. Communiceer over de afspraken
Informeer het schoolteam en de ouders/verzorgers over de vaste groente- en fruitdagen.
- Vermeld de afspraken in de schoolgids en op de website.
- Plaats regelmatig een item in de nieuwsbrief, ouder-app of social media.
Een aansprekende foto of leuk bericht kan wonderen doen. - Benoem de afspraken bij een intakegesprek met nieuwe ouders.
- Benoem aan het begin van elk schooljaar de regels opnieuw. Doe dit bijvoorbeeld tijdens een informatieavond of in een brief.
Handige documenten:
2.3. Handhaaf het nieuwe beleid
Bespreek van te voren goed wat het team doet wanneer de afspraken niet worden nageleefd.
- Wat doet een leerkracht wanneer een kind iets anders dan groente of fruit mee heeft? Zorg dat alle klassen en leerkrachten op dezelfde manier omgaan met het beleid.
- Ga bij voorkeur in gesprek met de ouder/verzorger.
- Wanneer iedereen zich aan de afspraken houdt dan wordt het in een paar weken de gewoonte.
Voorbeelden van aanpak andere scholen:
- “Ik geef de koeken weer mee naar huis”
- “Wanneer een kind een keer geen groente of fruit meeneemt dan wordt er gedeeld”
- “We hebben een fruitschaal op school voor kinderen die niets mee hebben“